Céline Rottier
Liefste Nederland, we zijn ondertussen al eventjes uit elkaar. Alweer 190 jaar, ik heb het geteld. Toch laat ik mezelf in de waan dat we op fundamenteel vlak niet ver van elkaar afgedreven zijn in al die jaren. We delen namelijk het hoederecht over de vrucht die ons altijd zal verbinden: het Nederlands. Een vrucht die we samen gebaard hebben, maar die tegenwoordig wel jouw klinkende naam draagt. Een vrucht die ondertussen in de puberteit verkeert en steeds meer haar eigen zinnetje aan het doen is. Hoe hard ik ook in mijn waanwereld wil leven, ik moet het zeggen zoals het is. We drijven erdoor uit elkaar, Nederland. Ze hebben er zelfs een term voor uitgevonden: we divergeren.
Ik besef dat ik het nogal bruut verwoord. Misschien is het zelfs een beetje naïef om te stellen dat ons kind ervoor zorgt dat onze relatie verzuurt. We zijn altijd al redelijk onafhankelijk geweest van elkaar, maar sinds onze breuk gaan we pas echt elk onze eigen kant op. Jij houdt je bezig met jouw cultuur en zaken die jij belangrijk acht en ik meander rustig mee op de stroom van dingen die mij dan weer bezighouden. Gelukkig is er dat kind nog dat ons toch een beetje verbindt, zou je denken. Maar ons kind is dus ook steeds onafhankelijker aan het worden. Ik weet niet of het aan de puberteit ligt, maar soms lijkt het zowaar alsof ik moeder ben van een tweeling. De ene helft heet Zuid-Nederlands, de andere Noord-Nederlands. We herkennen ons eigen kind soms niet meer.
Als ze terugkomt na een weekje onder jouw hoede geweest te zijn, weet ik haast niet meer wie er voor me staat. ‘Dat is Poldernederlands, mama’, zegt ze laconiek terwijl ze haar tweeklanken achteloos verlaagt. ‘Grappig, toch?’ De uitspraak van haar [r] gonst in mijn oren. Een Gooise, zo zou later blijken. Wederom een kenmerk van dat Poldernederlands dat zij zo grappig acht. ‘Ik spreek het altijd met mijn vrienden’, zegt ze. ‘Hun kunnen dat ook heel goed.’ Meteen zie ik een rode blos op haar wangen verschijnen en ze slaat beschaamd een hand voor de mond. ‘Mama, niet tegen mijn vrienden zeggen dat ik “hun” op die manier heb gebruikt, hoor. Dat is namelijk niet erg polder van me.’
Ik weet het, liefste Nederland. Ze neemt soms ook dingen van mij over. Ik hoor gewoon op kilometers afstand hoe jij je ergert aan haar lexicon (‘het is niet microgolf, maar magnetron’) en aan haar dubbele negaties soms. Dat heeft ze inderdaad van mij, maar ik zeg niet dat dat nooit niet mooi kan klinken. Ik moet toegeven dat ik jouw invloeden soms ook wel kan smaken. Soms betrap ik mezelf erop dat ik ook eens ‘bank’ zeg in plaats van mijn geliefde ‘zetel’. Op dat vlak groeien we naar elkaar toe. Daar is ook een term voor uitgevonden: convergeren. Dat convergeren is fijn, Nederland, echt. Het doet me denken aan de tijd dat we nog samen waren. Om die reden heb ik een voorstel voor je. Wat denk je ervan als we binnenkort nog eens samen iets zouden doen, in het gezelschap van onze puberende vrucht der liefde? Convergeren misschien?
Veel liefs, jouw Vlaanderen
Wat begon met een onstilbare leeshonger op jonge leeftijd, groeide uit tot een studie in de taal- en letterkunde. Sinds 2019 volgt Céline Rottier de master journalistiek aan de KU Leuven.